De sneeuwvlokjesgeneratie, zo worden ze soms genoemd, maar millennials kunnen heus wel tegen een stootje. Dat moet ook, want ze hebben het op heel wat vlakken slechter dan hun ouders.
Sommigen onder hen ventileren hun ongenoegen over die gang van zaken al eens in een roman. Feria , het debuut van Ana Iris Simón, deed heel wat stof opwaaien in Spanje, en in Frankrijk scheerde Claire Baglin hoge toppen met Werken voor de kost .
De prille twintiger Baglin puurde uit een vakantiebaantje bij een fastfoodketen een eersteling van hoog literair niveau, die moeiteloos onderdak vond bij de prestigieuze Franse uitgeverij Minuit. Het is dan ook een origineel verslag aan de hand van een reeks momentopnamen, geschreven in de eerste persoon. De snapshots volgen elkaar op in een jachtige vibe, net zo hectisch als het werk zelf, en zijn verweven met een tweede verhaallijn, over de kinder- en jeugdjaren van de vertelster.
Het boek begint bij het begin: het sollicitatiegesprek. Waarom ze per se bij een fastfoodketen wil werken? De vraag van de manager katapulteert haar instant terug naar haar kindertijd, toen een bezoek aan een hamburgertent nog een feest was. Baglin zal snel kennismaken met de coulissen van het decor: van de koffiehoek, de friet, de service en de zaal - de zaal is de allerslechtste plek, die door oudgedienden wordt gemeden als de pest. Want er zijn gradaties in het lijden van de medewerkers van een fastfoodrestaurant, zoals er kringen zijn in het inferno van Dante.
In korte, staccato zinnen beschrijft Baglin het repetitieve werk, de kleine pesterijen van crewtrainers en restaurantmanagers en het tempo dat voortdurend wordt opgevoerd. Dat levert gedenkwaardige passages op, met het bakken van frieten als onbetwistbaar hoogtepunt.
Pas op, pas op voor je werk
In Werken voor de kost worden we heen en weer geflitst tussen nu en toen. Toen, dat zijn de gezinsvakanties met kleine broer, moeder en vader, een fabrieksarbeider die zelfs op reis niet los komt van zijn werk. Op de camping bijt hij zich vast in het repareren van spullen en op het strand kijkt hij voortdurend naar de zee 'alsof er iemand aan het verdrinken is en hij niet te hulp kan snellen'. Maar zijn dochter mag zich niet door haar baan laten opslokken, waarschuwt hij, 'pas op, pas op voor je werk.'
Baglins debuut gist van ingehouden verontwaardiging, maar het is geen aanklacht, geen sociologisch of maatschappijkritisch manifest. Ze beschrijft geen feiten, maar handelingen, en munt uit in rake, bondige beschrijvingen, met een messcherp oog voor details. Toegegeven, de Française is lang niet de eerste die over geestdodende arbeid schrijft, maar ze doet het wel op een aparte, opmerkelijk beheerste manier.
De roman van haar Spaanse collega Ana Iris Simón is van een heel ander kaliber: minder literair, maar oneindig veel controversiëler. Vanaf de eerste regels van Feria - Spaans voor kermis - wordt het grove geschut ingezet: 'Ik ben jaloers op het leven dat mijn ouders hadden toen ze zo oud waren als ik.' Die hadden op haar leeftijd al een kind, een vaste baan en een nieuwbouwhuis, terwijl zij ondanks haar diploma's amper duizend euro per maand verdient en zich geen hypotheek kan veroorloven. 'We zijn de eerste generatie die slechter af is dan onze ouders', constateert Simón, die het betreurt dat 'we erin zijn getrapt, in het verhaaltje van keuzevrijheid, vooruitgang en liberale democratie als enig mogelijk Arcadië.'
Trofeevrouw
Ana Iris Simón werd in Spanje prompt gepromoveerd tot spreekbuis van haar generatie en haar debuut groeide uit tot een fenomeen. De titel verwijst naar haar grootouders, die op de kermis stonden met een speelgoedkraam, maar is tegelijk een handige metafoor voor een land dat op sterven na dood is, nu er 'geen behoefte meer was aan kermissen, omdat het leven, de wereld, ons eigen bestaan er een waren geworden.'
Als dochter van een stel postbodes en kleindochter van kermisklanten is Simón behept met een scherp klassenbewustzijn. 'Mijn vader is communist omdat mijn opa communist is, en mijn overgrootvader stierf in ballingschap in Frankrijk omdat hij communist was.' Van extreemrechtse sympathieën kun je deze telg uit een bloedrood nest dus moeilijk verdenken, maar haar gespierde oneliners liegen er niet om. De schrijfster trekt fors van leer tegen het liberalisme, heeft het helemaal gehad met de linkse regering van Pedro Sánchez en schuwt beladen woorden als 'volk' en 'vaderland' niet. Ze gelooft rotsvast in het belang van familie, dorp en traditie, heeft geen boodschap aan gelijkheid tussen man en vrouw en heeft haar bekomst van het feminisme. Ze zou best een trophy wife willen zijn, of een huisvrouw, en denkt 'dat het misschien wel klopt dat iedere vrouw van een fascist houdt, zoals Sylvia Plath schreef.' Deze dochter van een vurige atheïst ging als kind stiekem naar de mis en heeft zich intussen dan ook bekeerd tot het katholicisme.
Haar standpunten klinken conservatief Spanje ongetwijfeld als muziek in de oren. Santiago Abascal, de partijvoorzitter van het radicaal-rechtse Vox, werd al in het parlement gesignaleerd met haar roman in de hand. Zelf gelooft de schrijfster niet in de tegenstelling tussen links en rechts. De echte tweedeling is die tussen rijk en arm, verklaart Simón, die onmogelijk in een hokje te stoppen valt.
Vooruitgangsgeloof
Feria is geen ordentelijk verhaal met een keurig begin en einde, maar een verzameling losse anekdotes. Het boek is rijkelijk voorzien van plaatjes uit het familiealbum, doorspekt met dwarse standpunten en doortrokken van nostalgie naar een eenvoudiger wereld, naar zekerheid en houvast. Want vroeger was alles beter.
Simóns intrigerende debuut vertelt zo met veel brio en bravoure het verhaal van haar familie en dat van haar generatie, die opgroeide met een onwrikbaar vooruitgangsgeloof, maar van een koude kermis thuiskwam. Tegelijk is het een onversneden lofzang op haar geboortestreek La Mancha, niet toevallig de bakermat van Don Quichot. Onpraktische idealisten als de dolende ridder moeten tegenwoordig al te vaak wijken voor nuchtere, materialistisch ingestelde Sancho Panza's, 'maar zolang het vlammetje van zijn geest blijft branden,' schrijft ze, 'winnen we langzaam maar zeker de strijd.'
CLAIRE BAGLIN Werken voor de kost. Vertaald door Joris Vermeulen, Pluim, 160 blz., € 22,99 (e-boek € 14,99) Oorspr. titel: 'En salle'.
ANA IRIS SIMÓN Feria. Vertaald door Trijne Vermunt, Das Mag, 272 blz., € 24,99 (e-boek € 12,99).
Verberg tekst